EB: Te verwachten stijging van de minimumrendementsgarantie - Vivium informeert
EB: Te verwachten stijging van de minimumrendementsgarantie
Een aanvullend pensioen toekennen aan werknemers impliceert voor de inrichter dat in een minimumrendement moet worden voorzien op de bijdragen in de pensioentoezegging.
Deze verplichting werd in België ingegeven door de sociale verzuchting om werknemers te beschermen tegen het rendementsrisico en te zorgen voor het behoud van koopkracht. Ze werd in 2004 vastgelegd in art.24 van de Wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP).
Vaste minimum rendementsgarantie in de periode 2004 - 2015
Tot 31 december 2015 bedroeg het rendement dat een inrichter moest garanderen op stortingen in een aanvullend pensioenplan in de tweede pijler voor plannen van het type “vaste bijdrage” of “cash balance”:
- 3,25% op de werkgeversbijdragen*
- 3,75% op alle werknemersbijdragen**
Variabele formule vanaf 2016
Vanaf 1 januari 2016 werd de wet gewijzigd en werd de minimum rendementsgarantie vastgelegd volgens een variabele formule, gebaseerd op het gemiddeld rendement van de Belgische OLO’s (lineaire obligaties) met een looptijd van 10 jaar. Daarbij voorzag de wet dat de berekening zou aangepast worden in de eerste jaren en zorgde de wet er ook voor dat de minimum rendementsgarantie niet minder kon bedragen dan 1,75% en niet meer dan 3,75%.
- 2016 – 2017: 65% van het gemiddelde rendement op 1 juni over de voorbije 24 maanden van de Belgische OLO’s met een looptijd van 10 jaar en afgerond naar het meest dichtstbijzijnde veelvoud van 0,25%.
- 2018 -2019: 75% van het gemiddelde rendement op 1 juni over de voorbije 24 maanden van de Belgische OLO’s met een looptijd van 10 jaar en afgerond naar het meest dichtstbijzijnde veelvoud van 0,25%.
- Vanaf 2020: 85% van het gemiddelde rendement op 1 juni over de voorbije 24 maanden van de Belgische OLO’s met een looptijd van 10 jaar en afgerond naar het meest dichtstbijzijnde veelvoud van 0,25%.
De wet bepaalt dat een aanpassing van de minimum rendementsgarantie slechts 1 keer per jaar op 1 januari kan gebeuren en enkel als er uit de berekening blijkt dat het verschil met het geldende minimumrendement groter is dan 0,25%. De FSMA deelt elk jaar vóór 1 december op haar website de rentevoet mee die van toepassing wordt op de daaropvolgende 1ste januari.
Gegeven de zeer lage rentestand van de OLO’s op 10 jaar begin 2016, kwam het resultaat van deze werkwijze de facto neer op 1,75% en bleef dit zo voor de jaren nadien.
2023: een verhoging van de minimum rendementsgarantie en daarbij horende uitdagingen kondigen zich aan
Sinds 2023 zijn de rendementen van de OLO’s echter in een sneltreinvaart gestegen naar om en bij de 3,5%. Op basis van de verwachte verdere evolutie zal naar alle waarschijnlijkheid de minimum rendementsgarantie worden verhoogd vanaf januari 2025. Op basis van de huidige percentages is een stijging naar 2,50% het meest aannemelijke scenario. Ook voor de jaren nadien zijn verdere stijgingen niet uitgesloten.
Verzekeraars zullen samen met hun klanten en hun verzekeringstussenpersonen weer op zoek moeten gaan naar de meest duurzame manier om in deze rendementsgarantie te voorzien, hetzij in tak 23, hetzij in tak 21.
Een groepsverzekering is per definitie een engagement op lange termijn en leent zich bijgevolg uitstekend voor beleggen op lange termijn in tak 23 met het oog op een hoger potentieel rendement.
Voor inrichters die eerder risico-avers zijn blijft tak 21 een valabel financieringsvehikel dat een rendementsgarantie aanbiedt, eventueel aangevuld met een jaarlijkse winstdeelname, dat er over het algemeen naar streeft om maximaal de wettelijke rendementsgarantie af te dekken.
De financieringsmogelijkheden van het aanvullend pensioen zijn gelukkig dus de voorbije jaren sterk geëvolueerd waarbij de inrichter kan kiezen voor een ‘best fit’, bijgestaan met het professionele advies van zijn verzekeringstussenpersoon.
* Verminderd met de premie nodig voor een overlijdensdekking en een arbeidsongeschiktheidsverzekering en verminderd met de kosten beperkt tot 5%.
Bij uittreding, pensionering of opheffing binnen de 5 jaar na aansluiting bij het pensioenplan gebeurt de kapitalisatie volgens de gezondheidsindex indien het resultaat van deze kapitalisatie lager is dan 3,25%.
** Verminderd met de premies nodig voor een overlijdensdekking en een arbeidsongeschiktheidsverzekering.
3 november 2023